Tossa, een nieuwe roman

In 2022 verschijnt het zevende boek van Tjeerd Langstraat: Tossa. Zijn eerste roman, na een zakelijk boek, vier thrillers en een autobiografie geschreven te hebben. Tossa is een verhaal over vrijheid, vriendschap, liefde en de dood. Zeg maar alles wat het leven behelst, in al zijn facetten. We zullen jullie op de hoogte houden van alle ontwikkelingen rondom het verschijnen van dit boek en we trappen af met een sneakpreview, de proloog. Veel leesplezier en stay tuned!

Proloog

Ken je het verhaal van Pepe, de poppenspeler van Cannobio?

Aan de flanken van de oude kerk van Cannobio, een Italiaans stadje met uitzicht op het Lago Maggiore, begon Pepe wanneer de schemering inviel met zijn spel. Mensen bleven gebiologeerd staan kijken wanneer ze de immense schaduwen op de kerkmuren zagen. Pas na enkele seconden werden ze zich bewust van de kleine man met zijn poppen die, dankzij een felle bouwlamp op zijn bühne gericht, dit mystieke schouwspel veroorzaakte.
Pepe’s verhalen bevatten geen woorden. Zijn verhalen vertelde hij door de bewegingen van zijn poppen. Door de dans, de poses en de houdingen. Alle emotie zat in de beweging. Hoe sneller Pepe zijn vingers bewogen, de touwtjes aansturend en daarmee zijn poppen tot leven wekkend, hoe subtieler en gestroomlijnder de poppen dansten.
Hun bewegingen werden luister bijgezet door de tonen van klassieke operettes. Het was bedwelmend mooi, ook vanwege het geroezemoes van de mensen op straat. Het zachte tikken van bestek op de borden op de aanlengende terrasjes en de vissige lucht die met elk briesje door de straten van Cannobio werd geblazen.

Pepe rookte als een ketter en hij pafte zijn sigaretten altijd andersom; hij zoog via de gloeikant zijn dosis nicotine op. Door deze bijzondere manier van roken, stierf hij een gruwelijke dood. Toen hij op een nacht naar buiten ging om te pissen – hij woonde in een klein huisje in de heuvels met een buitentoilet – stak hij een sigaret op, inhaleerde diep en stikte toen het topje van de sigaret in zijn luchtpijp schoot.
Pas een week later werd hij gevonden, wegrottend met zijn lul nog in zijn hand, de restanten van de sigaret vastgeplakt tussen zijn ontbindende lippen.
Het was een roemloos en lelijk einde voor de man die bij leven zoveel schoonheid bij de mensen wist te brengen.
De pastoor van de Chiesa di Sant’ Agata had met hangen en wurgen wat geld bij elkaar weten te sprokkelen voor een repatriëring van het lichaam naar Pepe’s vaderland, Spanje. In de heuvels van het Catalaanse Tossa de Mar woonde Pepe’s moeder. Een oude vissersvrouw die al vroeg weduwe werd nadat haar man het leven liet op zee, en daarna alle clichés die op rouwende Mediterrane vrouwen van toepassing zijn, wist waar te maken.
Verbitterd, altijd in het zwart gekleed, met een bochel waar de treurigste treurwilg jaloers op zou zijn, stiefelde ze dagelijks door het oude centrum van Tossa, klagend over de teloorgang van het aloude vissersdorpje dat was overgeleverd aan hordes roodverbrande, schreeuwende toeristen.
De dag dat ze de onheilstijding over haar enige zoon Pepe ontving, stortte ze zich jammerend ter aarde, haar geweeklaag met zo een intens lage monotone bastoon uitstotend, dat ze in het naburige Blanes dachten dat er een scheepshoorn afging en aldaar de reddingsbrigade de zee werd opgestuurd om de onfortuinlijke schipbreukelingen op te sporen en naar het vasteland te brengen, maar die natuurlijk nimmer werden aangetroffen.
Drie weken na zijn onfortuinlijke dood werd Pepe in een simpele houten kist van spaanplaat met eiken printfolie bij zijn moeder afgeleverd. Een weeë geur hing als een bedwelmende deken in het kleine huiskamertje waar de kist nog drie dagen heeft gestaan, bij een zomerse veertig graden en bij wijze van opbaring om Pepe toch nog de laatste eer te bewijzen.

Jaren nadien, nadat Pepe’s moeder zelf het tijdelijke voor het eeuwige had verruild, roken de kopers van het stukje grond, dat ze had nagelaten aan een verre neef, nog de lijkenlucht. De broze muren van het vissershuisje vertelden meer dan de eerste aanblik van de zwart uitgeslagen stenen je zou zeggen.
Exact 28 dagen na zijn verscheiden was Pepe’s begrafenis, die net zo roemloos was als zijn dood. Een in allerijl opgeroepen pastoor sprak wat algemeenheden, muzikaal ondersteund door het gejammer van Pepe’s moeder, die op haar beurt aan twee kanten werd ondersteund door de buurman en zijn zoon, die uit piëteit voor wijlen de oude buurman, Pepe’s vader, hun goede wil toonden door de begrafenis bij te wonen, met aansluitend een drinkgelag met huisgemaakte la hora del vermut.
Het huisje in de heuvels van Tossa werd door de nieuwe eigenaren volledig gestript, meermaals chemisch gereinigd tot de bijzondere weeë lucht weg was. De muren werden voorzien van een nieuwe, frisse witte pleisterlaag. Het dak kreeg nieuwe pannen en op het stukje grond rondom het huisje werd grind gestort. De olijvenbomen mochten blijven, godzijdank.
Het enige dat de nieuwe bewoners bewaarden was de oude kist die weggestopt in een nis stond. De buurman wist te vertellen dat dit de kist van de oude Álvares was, Pepe’s vader. De kist die hij meenam als hij uitvoer, met daarin schone kleren, een foto van zijn vrouw en kind en allerhande gereedschap. Zijn laatste vaart had hij tegen zijn gebruik in de kist niet meegenomen. Volgens Pepe’s moeder de reden dat hij door de zee was verzwolgen; je moet nimmer je oude gebruiken verkwanselen, want het keert zich tegen je.

Later, nadat de oude Álvares voor eeuwig op zee was gebleven, had Pepe de kist in gebruik genomen. Als tastbare herinnering aan zijn vader. Hij sleepte hem overal mee naartoe, met als voorlaatste bestemming zijn hut in Cannobio. De laatste reis van de kist van de oude Álvares, was tezamen met de kist met daarin Pepe, de poppenspeler van Cannobio.
De weduwe Álvares, de moeder van Pepe, weigerde ooit nog de kist te openen.
‘Wat doet het ertoe?’ schreeuwde ze uit wanneer iemand vroeg wat er in de kist zat.
Het dochtertje van het jonge stel dat het opgeknapte vissershutje later bewoonde, noemde de kist haar schatkist. Elke dag opende ze met hernieuwde spanning de kist. Euforisch door de geur, extatisch door de inhoud. De poppen waren haar nieuwe vrienden, ze vormden haar eigen wereld, waar ze de poppen groteske verhalen liet spelen.
Alles kon, alles mocht, alles was mogelijk; de verhalen van de poppen symboliseerden de ultieme vrijheid. Het was alles wat ertoe deed.

Qui té salut i llibertat és ric i no ho sap.